hofje van wouw

Liefdadigheidshofje: filantropie uit het verleden

Hofje van Wouw, foto denhaag.com

Tekst: Botine Koopmans.

‘Eenzaam staat het en verlaten. Gelig grijs ziet de lichtelijk verweerde muur in de Boekhorststraat eruit. Het roezige rumoerige leven [van de bioscoop] vlak naast de stille kalmte, naast den dood nu. Want het hof is dood. Verlaten is het immers.’ Het hofje aan de Boekhorststraat stond te koop en de regenten hadden een nieuw hofje laten bouwen aan de Johannes Camphuysstraat in het Bezuidenhout. Het oude hofje was nog niet verkocht. ‘Doch vroeger of later verdwijnen zal het zeker. En daarmede zal dan Den Haag, dat maar heel weinig oude, schilderachtige hofjes rijk is, er weer een kwijt raken.’ Journalist C.L. Hansen tekende in 1914 de teloorgang van het hofje aan de Boekhorststraat op dat in 1676 door jonkheer Eduard van Hoogelande was gesticht. In 1907 werd een geheel nieuw hof aan de Johannes Camphuysstraat gebouwd naar ontwerp van architect W.B. van Liefland.

Hoewel Hansen het niet expliciet over een liefdadigheidshofje heeft, kan er geen misverstand over bestaan dat hij het niet over dat andere type hofje heeft, waar Den Haag zo bekend om is; het exploitatiehofje. Begrippen als schilderachtig en regenten zullen niet gauw in verband worden gebracht met een exploitatiehofje. Exploitatiehofjes werden alleen gebouwd om er aan te verdienen en waren van vaak matige kwaliteit. Vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw, de tijd van de industrialisatie, verrezen honderden van dat soort hofjes, uit het zicht op de binnenterreinen. En in tegenstelling tot de liefdadigheidshofjes waren de architecten veelal onbekend.

liefdadigheidshofje

Hofje van Wouw

Liefdadigheidshofjes zijn dus een heel ander verhaal. Om te beginnen zijn zij veel ouder. Ongeveer vanaf het midden van de veertiende eeuw werden er woninkjes gebouwd voor ‘oude, arme, of scamele lieden’. Het was een vorm van armenzorg voor de minder bedeelden op leeftijd. Zij werden meestal uit een legaat van vermogende mensen gefinancierd, die iets goeds wilden doen voor de maatschappij. Weliswaar met enig eigenbelang: men wilde met zo’n onbaatzuchtig gebaar zelf aanzien verwerven. Vandaar dat de bescheiden huisjes vaak vergezeld gaan van een prestigieus poortgebouw met de naam van de gulle gever op de gevel gebeiteld. De ‘scamele lieden’ woonden gratis in de huisjes en kregen daarnaast brandstof en voedsel bedeeld. Met de feestdagen zoals kerst en pasen ontvingen de armen een extraatje.

Den Haag beschikt over slechts tien liefdadigheidshofjes

De hofjes vormen een besloten wereld. Een ‘gated community’ zouden we nu zeggen. De huisjes zijn rondom een gemeenschappelijke binnentuin gegroepeerd, die via een poortgebouw aan de straat zijn te bereiken. Ze zijn klein, slechts één kamer groot, waarboven zich een zolder bevindt. ’In een hoek van het vertrekje stond de ladder, waarmee men naar het zoldertje opklom, waarop door de bedeeling turf en hout gestapeld was’ zo luidt de beeldende beschrijving in de Camera Obscura van een hofjeswoning.

Maar waar Den Haag vele honderden exploitatiehofjes telde, beschikt de stad over slechts tien liefdadigheidshofjes. Dat is vergeleken met andere steden weinig. Leiden heeft er bijvoorbeeld 36, Amsterdam 47 en Haarlem 23. Wat daarvan de reden is? Mogelijk dat in Den Haag minder behoefte was aan liefdadigheidshofjes, omdat de doelgroep maar klein was. Weliswaar waren er in Den Haag meer dan genoeg paupers, maar die waren – want niet netjes genoeg – niet geschikt voor hofjes. Ook wordt wel gedacht dat de rijke mensen die de hofjes stichtten dat het liefst deden in de plaats waar men al generaties lang woonde. In Den Haag was de rijke bovenlaag nogal mobiel en niet erg gebonden aan de stad.

hofje den haag

Heilige Geesthofje met oeroude juttepeer uit 1647. Foto Monumentenzorg Den Haag

Van de tien hofjes in Den Haag is het Heilige Geesthofje aan de Paviljoensgracht uit 1616 het oudste, en met zijn trapgeveltjes ongetwijfeld één van de meest schilderachtige. Veel van de huidige oud-Hollandse sfeer is te danken aan een ingrijpende restauratie in 1935 door architect Bart van Heyningen. Het hofje verkeerde toen in zeer vervallen toestand en de regenten overwogen zelfs het te slopen. Zover is het gelukkig niet gekomen en begin 1936 kon men in de krant lezen dat het weliswaar niet om een herenhuis ging, maar om een aardig, ofschoon beknopt huisje, ‘dat voor oude vrouwtjes, die op zichzelf leven en geen bridgedrive of zoo hoeven te geven wel net genoeg zal zijn’.

Niet lieflijk en schilderachtig, maar juist imponerend door zijn enorme omvang is het Hofje van Nieuwkoop aan de Prinsegracht. Het is gesticht door Johan de Bruijn van Buijtenwech, heer van Nieuwkoop, Noorden en Achttienhoven in 1658-1662. Als voorbeeld diende het hofje van Cornelia van Wouw aan de Lange Beestenmarkt. Johan de Bruijn nam niet bepaald de eerste de beste architect in de arm. Hij koos voor Pieter Post, één van de belangrijkste bouwmeesters van zijn tijd die onder meer Huis ten Bosch had ontworpen. Het hofje is een uitgestrekt rechthoekig complex met reeksen huizen aan de lange zijden. Aan de korte zijden staan een poortgebouw aan de kant van de Prinsegracht en daartegenover het regentenhuis. Het poortgebouw is voorzien van rijk beeldhouwwerk die de herinnering aan de stichter en zijn vrouw levend houden.

hofje van Nieuwkoop

Hofje van Nieuwkoop. Foto Monumentenzorg Den Haag

De laatste twee liefdadigheidshofjes werden in 1875 opgericht door Johanna Anthonia Roeloffs-Lammers. Zij bepaalde in haar testament dat er twee hofjes gesticht moesten worden ter nagedachtenis aan haar broer Dirk Lammers: in de Schelpstraat voor ‘ongelukkige fatsoenlijke weduwen of juffrouwen uit den burgerstand’ en speciaal voor Scheveningen een hofje in de Badhuisstraat voor ‘ongelukkige weduwen en kinderen van verongelukte schippers’. Architect B.P. Schippers tekende voor het ontwerp van de vrijwel identieke hofjes met twee rijen huisjes tegenover elkaar aan een binnentuin. De kopgevels van de rijtjes staan aan de straat, met daartussen de toegangspoort. Op een fries staat vermeld: Dirk en Anthonia Lammers-Stichting met jaartal 1875.

Met de twee hofjes van de Lammersstichting kwam in Den Haag een eind aan de eeuwenoude gewoonte liefdadigheidshofjes te stichten. Uit de tijd zijn zij echter allerminst: nog steeds zijn het zeer geliefde woonplekken, ‘zo stil en vredig, zo buiten alle beslommering’.

De overige niet in dit verhaal genoemde liefdadigheidshofjes zijn: de Geefhuisjes aan het Hoge Zand, ’t Hoofts Hofje aan de Assendelftstraat, de Rusthof aan de Parkstraat en het hofje Floris van Dam aan de Lange Beestenmarkt. De tekst over exploitatiehofjes is gebaseerd op B. Koopmans, ‘De Verborgen Stad. 115 hofjes in Den Haag’, Den Haag 2005.

Leave a Comment

*