Tekst: Marcel Teunissen
Het feit dat de Haagse architectuur van de eerste helft van de 20ste eeuw er in de Nederlandse architectuurgeschiedenis wat bekaaid vanaf is gekomen, bracht met zich mee dat ook veel Haagse architecten geen verdiende plek hebben gekregen in de eregalerij. Kwam het door de bescheidenheid van de toenmalige architectengeneraties? Of was het de hoorn des overvloeds; want de Haagse architectuur van de decennia na 1900 is rijk. Klaarblijkelijk is er soms wat afstand in tijd nodig om architectuur op de juiste waarde te kunnen schatten. Voor Hendrik (Henk) Fels (1882-1962) en Jacobus Barend (Koos) Fels (1889-1980) is die tijd in ieder geval aangebroken. De broers waren belangrijke vertegenwoordigers van de Nieuw Haagse School, de enige, typisch Haagse bouwstijl die de hofstad ooit heeft gekend en die karakteristiek was voor de periode tussen de twee wereldoorlogen. Henk en Koos Fels waren beiden echter ook voor en na het interbellum actief, en hebben ook in die periode bijzondere gebouwen ontworpen.
Henk Fels onderbrak zijn studie bouwkunde aan de TH in Delft om als tekenaar te gaan werken op het bureau van de Haagse architect Johan Mutters jr. In 1902 kwam hij daar in contact met Anthonie Pieter Smits, die later zijn zwager werd. Ze begonnen hun eigen bureau en op jeugdige leeftijd slaagden zij erin met Smits & Fels zich te manifesteren tot toonaangevende villa-architecten, aanvankelijk in en om Den Haag, maar al snel verwierven zij ook in de rest van Nederland hun clientèle. Hun interpretatie van de Engelse landhuisstijl plaveide de weg voor de ontwikkeling van de Nieuwe Haagse School, een weg die Henk Fels zelf insloeg nadat het bureau per 1 januari 1920 werd ontbonden. Het werk van Smits & Fels was overigens niet beperkt gebleven tot woningbouw voor de gegoeden. Ook een aantal openbare gebouwen kwam van hun hand, zoals Hotel Pomona aan de Molenstraat 53, met het eerste vegetarische restaurant van Nederland.
Hoewel hij in Den Haag nog 20 jaar actief zou blijven – als architect maar ook als prominente figuur in het culturele leven – verschoof Henk Fels zijn werkterrein in 1920 naar Gelderland. Als huisarchitect van de Provinciaalse Geldersche Elektriciteitsmaatschappij (PGEM) – de voorloper van het later NUON – ontwierp hij tal van elektriciteitsgebouwen, die vooral in de jaren 20 de invloed van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright vertoonden. De belangstelling voor dit specifieke industriële erfgoed kwam pas op, toen een niet onaanzienlijk deel van het werk van Fels was verwaarloosd of zelfs afgebroken. Voor de PGEM ontwierp Henk Fels ook dienstwoningen, kantoorgebouwen en interieurs, tot en met het meubilair. Dat werd onder meer vervaardigd binnen de Oosterbeekse meubelfabriek LOV (Labor Omnia Vincit), waaraan hij jarenlang verbonden was als vrij medewerker.
In 1940 verhuisde hij met zijn vrouw Betsy naar Garderen, waar hij het door hemzelf ontworpen landhuis De Westeneng ging bewonen. Hij bleef nog ruim 15 jaar actief voor de PGEM, en verwierf in het Gelderse nog een groot aantal opdrachten, hoofdzakelijk in de woonhuisarchitectuur.
Hoewel een reeks rijksmonumenten verspreid door Nederland liggen, zijn de meeste bouwplannen van Koos Fels gerealiseerd in Den Haag. De jongere broer van Henk trad minder op de voorgrond, maar was als architect minstens zo begiftigd. Dat werd al vroeg tijdens zijn loopbaan door belangrijke mensen onderkend. Hij had zich kort na de Eerste Wereldoorlog onderscheiden door bouwblokken met portieketagewoningen aan de Valkenboskade en de Mient. Stevige baksteenarchitectuur die naast invloeden van de Amsterdamse School ook ‘typische Fels-details’ laat zien, zoals de ovaalvormige ramen. Zijn hierop volgende betrokkenheid bij de bouw van de Vogelwijk weerspiegelt in wezen de ontwikkeling van de Haagse stedenbouw en architectuur van het interbellum. De dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting trok de regie naar zich toe en creëert via verkavelingsplannen en gevelschema’s monumentale stadsbeelden. Wat betreft de architectuur verdampten de invloeden van buitenaf en ontwikkelde zich de rechtlijnige baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School. Het werk van Koos Fels bleef veelal herkenbaar aan de sierlijke (enkele of dubbele) krul die hij zijn geprononceerde kappen gaf, net als zijn collega Co Brandes.
Net als enkele collega’s maakte Koos Fels in opdracht van de gemeente verkavelingsplannen en gevelschema’s voor specifieke delen van de Vogelwijk. De Pauwenlaan en omgeving werd ‘zijn’ domein. De kavels werden in erfpacht uitgegeven aan particulieren die Fels, in de meeste gevallen, ook betrokken voor de woonhuisontwerpen. Zijn oeuvre buiten Den Haag was in die jaren verhoudingsgewijs gering, maar hoog van architectonische kwaliteit en bijzonder van typologie, gelet op de organisch in het landschap ingepaste kinderkoloniehuizen.
Na de bevrijding stond Den Haag voor totaal andere bouwopgaven. Voor ovalen ramen en krullende daklijnen was geen budget meer en de Nieuwe Haagse School smolt als sneeuw voor de zon. Koos Fels werd betrokken bij de wederopbouw van het Korte Voorhout en de uitbreiding van de stad, aanvankelijk in Den Haag Zuid-West en later in Mariahoeve. Hij begreep wat van hem werd verlangd in de jaren van wederopbouw, maar door bijzondere aandacht voor plattegronden en gevels liet hij zijn gebouwen niet verdwijnen niet in de anonimiteit van de massaproductie, hoe klein de marges voor architecten ook waren.
Naast het ontwerpen van grote aantallen portieketagewoningen, legde Koos Fels zich toe op schoolgebouwen. Een deel van zijn werk in het begin van de jaren 50 maakte hij in samenwerking met architect Jacob van Dorsser. Tijdens de laatste werkzame jaren van 1957 tot 1969 was Koos Fels geassocieerd met architect Job Kroon.
Gebroeders Fels, architecten, door Marcel Teunissen en Rob Fels is vanaf 21 mei 2016 te verkrijgen in de reguliere boekhandel, via het Centraal Boekhuis, Bol.com en bij de auteurs.
Recente reacties