Tekst: Klaas Hilverda.
Het groene karakter van Den Haag heeft op veel plekken een historische grondslag. Voormalige buitenplaatsen en landgoederen die geheel of gedeeltelijk bewaard zijn gebleven vormen de basis van populaire groengebieden.
Waarde en betekenis van landgoederen
Landgoederen en buitenplaatsen ontlenen hun bijzondere betekenis vooral aan hun cultuurhistorische waarde en de daarbij behorende ruimtelijke en landschappelijke kenmerken. De laatste jaren hebben veel van deze gebieden een facelift ondergaan, waarbij het versterken van de cultuurhistorische kwaliteiten uitgangspunt was. De waardering voor de historische betekenis van deze gebieden is echter niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. In veel gevallen was er in het begin van de 19e eeuw al sprake van veiligstellen door actieve verwerving door de gemeente. Voor veel particuliere eigenaren werden de landgoederen onbetaalbaar, en de groeiende stad had behoefte aan groen- en recreatiegebieden voor haar inwoners. Maar ook projectontwikkelaars hapten gretig toe, want de landgoederen vormden ook een fraaie basis voor de betere woongebieden en villaparken en werden deels bebouwd.
Nut, popularisering en herwaardering
Het overgaan van een landgoed of buitenplaats van particuliere in gemeentelijke handen is een fundamentele verandering. De gemeentelijke taakopvatting bij het beheren van deze gebieden heeft daarbij een flinke ontwikkeling doorgemaakt. In het begin werden buitenplaatsen en landgoederen door de gemeente vooral gezien als gebieden die ruimte boden voor nuttige functies, zoals een zorginstelling, sportvelden, clubhuizen en recreatievoorzieningen. In deze periode werd de beplanting veelal verwaarloosd.
een forse impuls voor het besef dat de cultuurhistorie voor deze gebieden leidend kan zijn bij beheer en inrichting
Daarna nam de waardering voor het stedelijk groen toe, maar zonder veel oog voor de historische kwaliteiten. De historische groengebieden werden vooral gezien als plekken om te spelen en te recreëren. De behandeling van het historische groen was niet wezenlijk anders dan dat van ander buurt- en wijkgroen. Samen met de herwaardering van historische gebouwen en historische (binnen)steden, gaat de samenleving ook anders denken over historische groengebieden. Naast conserven of restaureren van de historische elementen komt er geleidelijk aan ruimte voor vernieuwing.
Spoorzoeken
In de recente opgestelde gemeentelijke ontwikkel- en beheervisies voor de landgoederen heeft cultuurhistorie een duidelijke plaats gekregen. Er zijn historische studies verricht, waarbij ontstaan en ontwikkeling van deze gebieden werd beschreven. Geïnventariseerd werd welke historische elementen nu nog herkenbaar zijn of geschikt zijn voor herstel. Vervolgens zijn samen met belangengroepen, gebruikers en omwonenden plannen uitgewerkt voor de belangrijkste gebieden. Zo kwamen achtereenvolgens Clingendael, Marlot/ Reigersbergen en Oostduin / Arendsdorp aan bod.
CLINGENDAEL
Landgoed Clingendael is bij uitstek een voorbeeld van een groengebied met een rijke historie. Van de 16e eeuwse boerderij, via het 17e eeuwse landgoed met baroktuinen in Franse stijl, tot een park in 19e eeuwse landschapsstijl naar ontwerp van de landschapsarchitecten Zocher Sr. en Jr. In het begin van de 20e eeuw werden onderdelen als het Sterrebos, de oud Hollandse tuin en Japanse tuin aangelegd. Na de oorlog kwam grootste deel van het landgoed in handen van de gemeente Den Haag. De gedeeltelijke bebouwing door de ANWB en een Marechaussee Kazerne en een in onbruik geraakte kwekerij droegen bij aan de rommelige en onevenwichtige situatie aan de voorzijde van het Huis Clingendael. Een nieuw ontwerp voor dit voorterrein vormde dan ook het belangrijkste onderdeel van de ontwikkelingsvisie voor het landgoed. Later zijn ook de Hollandse tuin en de bijbehorende terrastrap volledig gerenoveerd, en is recent een brug gereconstrueerd naar het ontwerp van Leonard Springer.
MARLOT EN REIGERSBERGEN
Ook Marlot is van een 17e eeuws landgoed met een Hollands classicistische tuinaanleg in de vroege 19e eeuw omgebouwd naar een landschappelijk park, en al in 1917 door de gemeente Den Haag aangekocht. Ook hier was het beheer van het gebied jarenlang niet speciaal gericht op de cultuurhistorische kwaliteiten. Het gevolg was dat belangrijke zichtlijnen waren dichtgeplant, toegevoegde paden detoneerden in de zo kenmerkende gebogen padenstructuur uit de vroege landschapsstijl, en belangrijke bouwkundige elementen waren verdwenen of versoberd. Bruggen en uitkijkpunt zijn – in moderne Corten stalen vorm – weer teruggebracht, en het padenstelsel is hersteld.
OOSTDUIN EN ARENDSDORP
De landgoederen Oostduin en Arendsdorp werden rond 1580 gesticht. Beide landgoederen werden in de 20e eeuw deels bebouwd met kantoorgebouwen, een serviceflat en een bejaardentehuis. De oude bomen, enkele herkenbare zichtlijnen, de voormalige theekoepel en de bijzondere stinzenflora herinnerden nog aan het oude landgoedkarakter. De padenstructuur, zonder de kenmerkende gebogen lijnen, droeg echter weinig bij aan de romantische (Engelse) sfeer. Ook voor dit gebied is een plan gemaakt en uitgevoerd, waarbij de nadruk lag op het accentueren en verbijzonderen van de open ruimten en het herstel of aanbrengen van de kenmerkende slingerpaden. Door het verwijderen van onderbeplanting en slechte bomen kwamen de monumentale bomen beter in zicht en werden doorzichten hersteld. De speelplaats kreeg een nieuwe, meer in het groen passende inrichting.
Terugkijken en vooruitkijken
De plannen en projecten hebben een forse impuls betekend voor het besef dat de cultuurhistorie voor deze gebieden leidend kan zijn bij beheer en inrichting. Bij beheerders, beleidsmakers en ontwerpers van de gemeente is daarbij meer kennis opgedaan, niet alleen over het verleden zelf, maar ook hoe daar in de eigentijdse planvormingsprocessen mee om te gaan. Landgoederen zijn ontstaan in een nauwe samenwerking tussen eigenaar (opdrachtgever) en architect, een persoonlijke, unieke expressie van ideeën over natuur en tuinkunst. Versterken van deze unieke identiteit is niet altijd gebaat bij compromissen als gevolg van uitgebreide inspraakprocessen. Niet altijd moeten alle functies een plek krijgen, de sfeer van het landgoed is hoofdzaak. Er moet een nieuwe laag worden toegevoegd aan de bestaande lagen uit het verleden. Op sommige plekken krachtig en beeldbepalend, op andere plekken terughoudend en sober. Het gaat daarbij niet om zuivere reconstructies van het verleden, maar altijd om een interpretatie van dat verleden. En sinds de crisis is aan het pakket van wensen een nieuwe laag toegevoegd. Naast het nut, het groen voor iedereen, de cultuurhistorie en de natuurwaarden is nu de economische draagkracht toegevoegd. Niets nieuws, want een landgoed was van oudsher een economische eenheid, die zichzelf kon bedruipen. Gelukkig kunnen we ons ook bij de nieuwste opgave door het verleden laten inspireren. Zonder ontwikkeling geen behoud.
Klaas Hilverda is Landschapsarchitect bij Ingenieursbureau Den Haag
Recente reacties