Atrium B30 Foto: Karin Borghouts.

Derde leven B30: van hiërarchisch ministerie naar open werkgebouw

Atrium B30 Foto: Karin Borghouts.

Tekst: Marcel Teunissen. Foto’s: Karin Borghouts.

De in 2010 gestarte fusies van ministeries heeft in Den Haag ingrijpende gevolgen gehad voor de betrokken gebouwen. Terwijl over een relatief jong gebouw als het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontworpen door Herman Hertzberger, nog steeds onzekerheid heerst over het voortbestaan, kreeg het als Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel ontworpen pand aan de Bezuidenhoutseweg 30 een derde leven. Door renovatie, gedeeltelijke sloop van latere uitbreidingen en herinrichting transformeerde KAAN Architecten het gesloten, hiërarchische rijksmonument naar een open, flexibel kantoor.

Vijf Rijksinstellingen zijn de nieuwe, vaste gebruikers: drie onafhankelijke planbureaus (CPB, SCP en PBL), de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Naast 450 werkplekken werd ook een publiek gebied ingericht. Het vernieuwde gebouw B30 is het resultaat van een internationale, door het Rijksvastgoedbedrijf uitgeschreven internationale prijsvraag voor publiek private samenwerking. Die werd in 2014 gewonnen door het consortium Facilicom, bestaande uit Braaksma & Roos architecten, Deerns, Pieters Bouwtechniek, RebelGroup en KAAN Architecten. B30 werd op 19 april 2017 door Koning Willem Alexander geopend.

In 1905 werd het Departement van Landbouw, Handel en Nijverheid ingesteld. Na een bouwperiode van vijf jaar kon in 1917 het nieuwe gebouw aan de Bezuidenhoutseweg 30 worden betrokken, naar een ontwerp van rijksbouwmeester Daniël Knuttel. In latere jaren wijzigde de naam enkele keren, onder meer door wisselingen van beleidsterreinen. In 1962 trok het Ministerie van Landbouw en Visserij in de nieuwbouw van Rijksbouwmeester Gijsbert Friedhoff, aan de Bezuidenhoutseweg 73.

Het vrijgekomen gebouw werd betrokken door het Ministerie van Economische Zaken dat het aan het begin van de jaren negentig nog fors liet uitbreiden. Op 14 oktober 2010 ging Economische Zaken samen met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Na de verhuizing naar het aanzienlijk grotere gebouw van Friedhoff, dat werd uitgebreid door Dam & Partners, stond het in 1917 voltooide gebouw van Knuttel leeg.

Klassieke representatie van de overheid

Het vrijstaande gebouw grenst aan een van de oudste wegen van Den Haag, waarvan de aanleg werd geleid door de structuur van de onderliggende strandwal. De achterzijde wordt omgeven door het Haagse Bos. Het ontwerp uit 1912 stoelde op de representatie van een onwrikbare overheid die waakte en regelde. Dit was lange tijd gangbaar voor Rijkskantoren en daartoe werd tot het begin van de jaren zestig gebruik gemaakt van traditionele stijlen. Het gebouw van Knuttel vormde hierop geen uitzondering en was het sluitstuk van Rijksgebouwen die waren geïnspireerd op het Hollands classicisme van de zeventiende eeuw.

Het gebouw werd in schoon metselwerk opgetrokken, met een in rustica uitgevoerde parterre. Het telt vier, in hoogte afnemende bouwlagen, onder met leien gedekte schilddaken waarin dakkapellen zijn opgenomen. De opzet van de voorgevel is streng symmetrisch. Beeldbepalend zijn de twee vooruitgeschoven hoekrisalieten die de bredere middenrisaliet flankeren. De vier staande, door Simon Tempelman gemaakte natuurstenen figuren boven de hoofdentree symboliseren de oorspronkelijke werkgebieden. De vier gebouwvleugels begrensden in de oorspronkelijke opzet een langgerekte, vrij smalle binnenplaats. De voor- en achtervleugel staken aan weerskanten ver uit buiten de verbindende vleugels.

Vitaal rijksmonument

Tussen 1991 en 1994 is het toenmalige Ministerie van Economische Zaken gerenoveerd en 6.000 m² uitgebreid, naar een ontwerp van Hans Ruijssenaars. Daarbij zijn twee extra verdiepingen in de kap geplaatst. Aan de buitenkant van de (verhoogde) zijvleugels werden twee paviljoens toegevoegd. De binnenplaats werd overkapt. De wens van de Rijksgebouwendienst om een deel van het gebouw te slopen kon Ruijssenaars pareren door fors uit te breiden. De toenmalige inzichten verouderden echter snel. In de huidige vernieuwing is daarvan niets meer terug te vinden. De nieuwe eisen werden onverenigbaar geacht met de in 1994 toegevoegde delen, waarbij naar contrast was gezocht. Het had anders kunnen lopen, maar Hans Ruijssenaars startte de bezwaarprocedure te laat.

Om het gebouw een toekomst te kunnen geven waren forse ingrepen onvermijdelijk. Om die afgewogen te kunnen maken analyseerden de projectarchitecten Kees Kaan, Vincent Panhuysen en Dikkie Scipio het oorspronkelijke ontwerp grondig. Het Rijksmonument werd niet bevroren maar als vitaal, duurzaam onderdeel ingepast in het totaalontwerp.

Bijzondere mozaïekvloer

De begane grond werd toegankelijk gemaakt voor het publiek, waarbij door de transparante opzet zowel de stedelijke als de landschappelijke omgeving meer bij het gebouw worden betrokken. Nieuwe functies worden verbonden door eenvoudige looproutes en zijn herkenbaar door zichtlijnen.

De ruimten zijn gegroepeerd rondom het Atrium, waarvan de hoogte is teruggebracht van 30 naar 20 meter. Het hart van B30 werd door Rob Birza verbijzonderd met een mozaïekvloer, die de kunstenaar karakteriseerde als ‘versteende tuin’. De vloer bestaat uit delen natuursteen en edelsteen in messing kaders, als moderne variant van de terrazzovloeren die in het gebouw zoveel mogelijk weer in het zicht zijn gebracht. Een dergelijke, relatief dure vloer met minimaal onderhoud paste goed binnen het DBFMO-contract (design, build, finance, maintain en operate) dat een looptijd heeft van dertig jaar. Staand op de vloer van Birza wordt zicht geboden op de vier hogere bouwlagen met de werkruimten van de nieuwe gebruikers. In de middenbeuk werd een nieuwe kantoorverdieping aangebracht, die is doorgezet in de vernieuwde vloer in de kappen.

Het gerenoveerde Atrium met bijzondere mozaïekvloer

Subtiele vernieuwingen

Het gebouw werd aan de kant van het Haagse Bos uitgebreid, met een door KAAN architecten voorgestelde aanvulling op het programma van eisen. De transparante Seminar Foyer aan de noordzijde biedt faciliteiten als vergaderruimten, seminar ruimten en een verdiept auditorium. De Werk Foyer aan de zuidzijde omvat een lounge, werkgebieden, een espresso bar en een bibliotheek.

Beide Foyers hebben aan weerszijden van de conferentiezalen en in het restaurant verdiepingshoge, glazen taatsdeuren die toegang naar de tuinen bieden. De gevels van de uitbreidingen zijn gevat in betonnen kaders met natuursteen en kleurtoeslag, aansluitend op de kleurtonen van het oorspronkelijke gebouw. Zowel het Atrium als de Foyers zijn voorzien van zogenaamde glazen lichthappers, die geïnspireerd zijn op de originele cassetteplafonds. Het ontwerp is gebaseerd op een vierkante cassette met daarop een driehoekig lichtdoorlatend element. Deze elementen voorzien in een goede spreiding en inval van zon- en daglicht, zonder extra warmte te genereren. Het monumentale trappenhuis is, door het terugbrengen van de (in 1994 gesloopte) wanden eromheen, in oude luister hersteld. De weer intensief gebruikte trap biedt toegang tot de grote Ministerskamer op de rijk geornamenteerde eerste verdieping.

Op afstand lijkt de voorgevel onveranderd, maar de ramen aan de voorzijde zijn verlaagd tot aan de natuurstenen plint van het gebouw. Daarmee wordt de veranderde organisatie van het gebruik en het versterkte belang van de begane grond ook aan de stadszijde tot uitdrukking gebracht. Door de grote glasplaten wordt voorbijgangers een blik naar binnen verschaft en vice versa biedt het interieur uitzicht op het stedelijk leven.

B30: Aanzet tot communicatie en ontmoeting

Was het gebouw in het eerste leven zeer hiërarchisch en tijdens een volgend leven democratisch, B30 is nu een kenniscentrum dat aansluit op huidige werkprocessen. Daarom is het open en wordt aangezet tot communicatie en ontmoeting. Hiervoor is niet gezocht naar toevoegingen die contrasteren met het bestaande gebouw, maar vooral naar zachte overgangen.

Bij de herinrichting springt vooral het grote vakmanschap in het oog. Het oorspronkelijke gebouw is manifest aanwezig, onder meer door terrazzovloeren, tegellambrisering en gemetselde bogen. De ventilatie is nagenoeg onzichtbaar weggewerkt en ook alle akoestische maatregelen zijn naadloos ingepast. Door het gebruik van glazen wanden en open corridors is het gebouw overzichtelijker dan het ooit was.

Open werkruimte in de Foyer en taatsdeuren gevat in glanzend aluminium kaders naar de tuin

Bewaren

Bewaren

Leave a Comment

*