Tekst: Marcel Teunissen. Foto’s: Joke Wesdorp.
In de zomer van 2015 is het vijftig jaar geleden dat de laatste appartementen in de Chinese Muur, een ontwerp van Jan Wils en Fop Ottenhof, werden opgeleverd. Ruim drie jaar werd er gebouwd aan de rand van de nog te realiseren wijk Waldeck, op het snijvlak van een nieuwe tijd. De laatste fase van de wederopbouw naderde afronding en werd geleidelijk naar de horizon verschoven door de nieuwe welvaartsmaatschappij.
Met een in de Nederlandse woonhuisarchitectuur nooit overtroffen lengte van ruim 550 meter markeert de Chinese Muur het begin- en eindpunt van Den Haag, daar waar de Ockenburghstraat en de Laan van Meerdervoort in een vloeiende beweging samenkomen. Het woongebouw is het beste voorbeeld van wat Berlage ooit als ‘schoone eenheid’ bestempelde: het stedenbouwkundig ontwerp en de architectonische uitwerking zijn hier in harmonie.
Het middelhoge, flauw gebogen bouwvolume functioneert als een windscherm voor de in de tweede helft van de jaren zestig gebouwde wijk Waldeck. De vorm was in 1956 opgenomen in het uitbreidingsplan voor Waldeck, gemaakt door de stedenbouwkundige Frits van der Sluijs. Typerend voor de stedenbouw van die tijd was dit niet. Het verkavelingspatroon van de meeste nieuwe wijken bestond uit korte en middellange bouwstroken, veelal in een rechthoekig patroon. Voor de specifieke locatie bedacht de stadsstedenbouwkundige Willem Dudok in 1947 een waaiervormige verkaveling van flatstroken, gericht op Kijkduin. Hij had in zijn uitbreidingsplan voor Waldeck echter nauwelijks rekening gehouden met de tuinbouwgronden op voormalig Loosduins grondgebied. De Haagse gemeenteraad kon dan ook niet akkoord gaan met zijn plan. Na tussenkomst van de Provinciaal Planologische Dienst werd een compromis tussen de gemeente en de tuinders gesloten. Op basis daarvan werd door Van der Sluijs van de dienst voor Wederopbouw en Stadsontwikkeling een nieuw stedenbouwkundig plan gemaakt, waarin voor de begrenzing van de wijk een originele verkavelingsvorm werd geprojecteerd.
al in de eerste jaren was geen appartement hetzelfde
De eigenaar van het grondgebied – bouwbedrijf A. Hillenaar – gaf architectenbureau Wils en Ottenhof opdracht voor het architectonisch ontwerp. Dit was beslist niet zonder risico, want met de ontwikkeling van een woongebouw met een lengte van meer dan een halve kilometer had geen enkele bouwmaatschappij ervaring. Met argusogen gadegeslagen door de Haagse bouwnijverheid, werd het slim aangepakt. Het gebouw werd in zeven segmenten opgetrokken, zodat begin 1965 een groot deel al enkele jaren werd bewoond, terwijl het appartementengebouw als geheel nog niet klaar was. Vanwege de uitzonderlijke afmeting en de lange bouwduur kwam de naam ‘Chinese Muur’ in zwang. De eerste zes segmenten met drie-, vier- en vijfkamerwoningen werden verkocht door makelaarskantoor Th. Hillenaar. Het laatste segment met ruimere vierkamerappartementen werd bestemd voor de verhuur. Dat bleef onveranderd tot op de dag van vandaag.
Medio 1956 nam Fop Ottenhof ontslag bij de Haagse gemeentelijke Woningdienst om zich te associëren met Jan Wils. Nog voor de bouw van de Chinese Muur begon Ottenhof zijn eigen bureau, maar toen lag het beginselplan voor het appartementengebouw al klaar. De samenwerking werd in de uitwerking voortgezet, waarbij de op leeftijd geraakte Wils zich vooral bemoeide met de hoofdlijnen en zijn voormalige kompaan de bouwkundige uitwerking per segment verzorgde. Bovendien hield Ottenhof zich bezig met wijzigingen van de indeling, die kopers van het eerste uur wenselijk achtten. Zo was al in de eerste jaren geen appartement hetzelfde.
Beide architecten waren gespecialiseerd in systeembouw en hadden hun sporen verdiend in de woonhuisarchitectuur. Gelet op de vernuftige toepassing van geprefabriceerd beton en de ruim opgezette plattegronden, was de Chinese Muur alleen al wat dat betreft een grootschalige proeve van bekwaamheid.
Gelet op het gevelbeeld, het materiaalgebruik en de detaillering kreeg de Chinese Muur beduidend meer kwaliteit dan het gemiddelde woongebouw uit die jaren. Aan het begin van zijn loopbaan verklaarde Wils zich aanhanger van functionele architectuur, maar hij gaf ook aan altijd te zullen putten uit ‘de sierende elementen der bouwkunst’. Die standpunten is hij met het ontwerp van de Chinese Muur trouw gebleven, in een architectonisch idioom dat paste bij de tijd.
De systematische opzet is afleesbaar in de gevels van de bolle en holle zijde van het appartementengebouw. Geleding, plasticiteit, kleur en textuur relativeren deze rationele hoofdstructuur en zorgen er samen met de flauwe kromming voor dat geen strekkende meter van de Chinese Muur saai is in de beleving.
Met het oog op de kwaliteiten en de bijzondere verschijningsvorm heeft de Chinese Muur in de vakliteratuur relatief weinig aandacht gekregen. Dat geldt ook in algemene zin voor het naoorlogse werk van Jan Wils. De talrijke woongebouwen van Fop Ottenhof zijn zelfs bij veel specialisten onbekend.
Onterecht, en mede daarom wordt de vijftigste verjaardag van de Chinese Muur op passende wijze gevierd. Hiertoe hebben Gabriëlle Thomassen en Rino Hoofdman in 2014 de ‘Stichting Chinese Muur vijftig jaar’ opgericht. Deze stichting heeft zich onder meer ingespannen voor het laten verschijnen van een rijk geïllustreerd boek en een tentoonstelling over de Chinese Muur.
Op 9 september wordt het eerste exemplaar uitgereikt aan burgemeester Jozias van Aartsen, die tevens de tentoonstelling in het atrium van het Haagse stadhuis zal openen.
beste marcel teunissen,
mijn naam zegt waarschijnlijk genoeg, inderdaad, zoon van. zou het leuk vinden om met u in contact te komen, misschien kan ik u ergens mee helpen.
met vriendelijke groet, fop ottenhof