Tekst: Klaartje Jaspers.
Verenigd realiseren broedplaatsgebruikers projecten die de gemeente niet voor elkaar krijgt. Met slimme inzet van beperkte middelen tonen ze dat je met minder geld soms meer kan bereiken dan de commerciële wereld gewend is. In de hoop hun kruisbestuiving met andere sectoren uit te breiden, beraadt de Haagse gemeente zich op een nieuw broedplaatsenbeleid.
“We moeten het belang van broedplaatsen duidelijker op de kaart zetten”, concludeert beleidsmaker Stef Katwijk van de Haagse dienst OCW, na een evaluatie van acht jaar gemeentelijk broedplaatsenbeleid tijdens het Actueel Den Haag Debat XVII (ADHD). Hoewel creatieve geesten juist die gewilde impuls kunnen geven aan innovatie, sociaal economische ontwikkeling en de identiteitsvorming van hun omgeving, hebben ze vaak moeite werkplekken te vinden die bij hun wensen aansluiten. Anders dan de traditionele zakenmarkt, willen zij geen gelikte kantoorshowrooms op bestaande toplocaties, maar zoeken zij betaalbare werkplekken in wijken waar andersdenkenden welkom zijn. Hoewel er in Den Haag over een aantal jaar naar verwachting een miljoen vierkante meter leeg zal staan, neemt het aanbod van tijdelijke werkplekken af. Een woningcorporatie als Vestia, die met een bedrijfsverzamelgebouw als Bink36 lange tijd voorop liep, beperkt zich tegenwoordig weer tot haar kerntaak: sociale woningbouw verhuren.
Collectieve kracht
Nu de crisis vastgoedeigenaars heeft bewezen dat hun grote vertrouwde huurders helemaal niet zo betrouwbaar hoeven te zijn, ontstaat ruimte voor collectieven van kleinere eenheden. In praktijk kunnen die veel robuuster blijken, denkt Fieke Meindertsma, directeur van vastgoedtransformator Conceptors. Als slechts één individuele kunstenaar zijn deel van de huur niet meer kan opbrengen, heb je nog altijd de inkomsten van de overige huurders. Bovendien blijkt dat de achterblijvers binnen hun eigen netwerk zelf al snel een passende huurder zoeken. Door de huurcapaciteit van de creatievelingen te bundelen, kunnen ze dus toch een aantrekkelijke partner vormen.
We hebben de overheid niet nodig om broedplaatsen te beginnen
Ook bij de traditionele vastgoedverhuurders lijkt dat besef inmiddels door te dringen. Toen Fieke, destijds zelf op zoek naar een betaalbare ruimte, in een leegstand pand in het Statenkwartier het bedrijfsverzamelgebouw De Stadhouder begon, huurde ze het gebouw nog, met de afspraak dat ze de huuropbrengsten aanvankelijk volledig in achterstallig onderhoud stak. Sindsdien is Conceptors nog drie bedrijfsverzamelgebouwen voor de creatieve sector gestart, dit keer als joint ventures. Hoewel hun vierkante meter prijs al begint bij 25 euro, tekenen investeerders er graag voor. “We hebben de overheid niet nodig om broedplaatsen te beginnen”, denkt Fieke. Zij verkiest haar onafhankelijkheid boven subsidies.
Vruchtbare gifgrond
Ook in De War, een Amersfoortse broedplek ‘voor kunst, techniek en duurzaamheid’, hechten ze aan hun autonomie. Reden om de oude kleurstoffenfabriek te willen kopen van hun huidige verhuurder: de gemeente. “Hoewel de boekwaarde van het pand nog uit de dure jaren stamt”, vertelt kunstenares Diana Wildschut, “is het pand nauwelijks nog iets waard”. Het heeft een sloopbestemming; de gebrekkige staat en de vervuilde grond maken het nagenoeg onverkoopbaar aan reguliere marktpartijen. Voor de kunstenaars en onderzoekers van De War maken dat soort zaken echter niet veel uit: zij kunnen ook zonder afgewerkte deurdrempels, en hebben allang uitgezocht met welk soort planten je de giftige stoffen weer uit het terrein kan filteren. Met hun FabLab en de Universiteit Amersfoort hebben de gebruikers al bewezen hier iets voor elkaar te kunnen krijgen. Nu willen ze de oude fabriek verder uitbouwen tot een multidisciplinair kunst- en onderzoekscentrum, compleet met eetbare stadstuin. Uiteindelijk gaat het om een waardetoevoeging van anderhalf miljoen, én behoud van historisch erfgoed, betoogt Diana. Om dat te realiseren denken ze slechts 300.000 Euro nodig te hebben. Hoe kan dat?
Random realiteit
“Het oude model waarin je één keer een grote investering deed en daarna twintig jaar afbetaalde, volstaat niet meer”, denkt De War’s Harmen Zijp, “de crisis toont wel aan dat zo’n periode veel te lang is om vooraf te overzien.” Hij pleit voor stapsgewijze groei, waarbij geld dat een kleinere investering oplevert, ingezet kan worden om een volgende te doen.
Als de realiteit tussentijds verandert, kan je de variabelen aanpassen
Om te kijken hoe je die investeringen het beste kan timen, schreef De War een computermodel. Na invoer van basisgegevens over de deelinvesteringen, verschijnt een aantal grafiekjes met financiële voorspellingen op basis van verschillende random gekozen investeringsmomenten. Op de gunstigste grafiekjes kan je vervolgens weer een serie variabelen loslaten, legt Harm uit, tot je een plan hebt dat aan alle eisen voldoet. Als de realiteit tussentijds verandert, kan je de variabelen aanpassen en je plannen bijstellen. Het model komt binnenkort als open source beschikbaar, zodat ook de Haagse broedplaatsen ermee aan de slag kunnen.
Selectie op kwaliteit
Pleiten ze bij De War juist voor een peer-to-peer instelling waarbij een uiteenlopend pluimage aan gebruikers welkom is, adviseur Hans Karssenberg van Stipo pleit juist voor clustering en selectie – ook op kwaliteit. Als voorbeeld noemt hij onderzoek van Elizabeth Currid die in The Warhol Economy: How Fashion, Art, and Music Drive New York City beschrijft hoe creatievelingen in New York zich naar sector clusteren: musici zitten bij musici, schilders bij schilders, schrijvers bij schrijvers. Mensen met hetzelfde ambacht vind je allemaal op loopafstand. Dat principe zou je ook bij broedplaatsen kunnen toepassen.
De cultuurwereld is in feite een keiharde wereld
Om te voorkomen dat broedplaatsen vooral de middelmatigheid bevorderen, suggereert hij een selectie op kwaliteit. Op verschillende plaatsen gebeurt dat al: in het Amsterdamse A Lab wordt 80 procent van de aspirant huurders afgewezen. “De cultuurwereld is in feite een keiharde wereld, ondanks haar romantische reputatie. Op de Rijksacademie krijgen jaarlijks maar 20 van de 2000 aanmelders een plek. Dat houdt zowel de kwaliteit als de vraag in stand.” De vraag hoe je voorkomt dat een dergelijke selectie bijdraagt aan de verdere ‘X-factorisatie’ van de kunsten verwerpt hij. Er zijn immers voldoende goede methoden die voorspellen of iemand succesvol wordt.
De bank als redder van de stad?
Gelukkig voor de 1980 die wellicht niet door zulke selecties komen, hanteert de Triodosbank andere criteria, vertelt Arna Notten, Triodos‘ relatiemanager kunst en cultuur. De bank heeft een lange geschiedenis met broedplaatsachtige constructies, in de jaren tachtig hielp het krakers al met het verwerven van hun panden. Inmiddels financiert het zo’n 30 broedplaatsen, met zo’n 20 miljoen Euro. “Broedplaatsgebruikers zijn goede klanten”, vertelt Arna, “ze tonen een goed terugbetalingsgedrag en ze hebben een sterk netwerk.” Om voor financiering in aanmerking te komen, moeten ze 30 tot 40 procent aan eigen inkomsten genereren, en een goed plan overleggen – liefst met een breed verspreid netwerk, en veel verschillende activiteiten.
En inderdaad, geeft ze moderator Ruben Maes toe, ook gemeenten kunnen aankloppen. Zo kunnen niet alleen slimme broedplaatsen plannen maken om met een lening van 300.000 een winst van anderhalf miljoen te boeken, maar ook overheden zelf.
ADHD XVII: Beyond de broedplaats, vond plaats op 23 april 2014 bij Stroom Den Haag
Recente reacties